Dhr J.H. te U
Toen ik in 1988 ter wereld kwam was ik een gezonde, levenslustige baby. Maar na drie maanden kwam er een kink in de kabel: ik kreeg een ontsteking in het bot van mijn bovenbeen en ik moest de strijd aangaan met de Staphylococcus Aureus. Binnen een week werd ik twee keer geopereerd. Nadien nergens meer last van: tot de groeispurt inzette was er zelfs niets aan te zien (dan alleen enkele uitgerekte littekens).
Tot het
moment van plusminus zestien jaar later. In mijn heup (die tot dan toe goed
werk verrichtte) sloop een zeurende pijn die op onregelmatige momenten de kop
opstak. Het gevoel is het beste te omschrijven als het gevoel dat een hotel zou
kunnen hebben als één van de kamers in brand staat. Soms stond de kamer (lees:
heup) van mijn hotel (lees: lichaam) dagenlang in brand (lees: vlammende pijn).
Soms werd het brandje door een hotelmedewerker geblust en soms viel ik ermee in
slaap. Ik doe me hier wel stoer voor, namelijk als een ‘hotel’. Maar ik heb
bittere tranen gehuild om de bonkende pijnen vanuit mijn oververhitte heup.
Dit ging door tot mijn tweeëntwintigste. De gestelde diagnose was een totaal vervormde
heupkop en verstijving van het gewricht. Het enige waar ik op mocht wachten is een
ondragelijke pijn, zodat ik een prothese zou krijgen. Want hoe eerder ik een
kunstheup zou krijgen, hoe eerder ik op latere leeftijd in de problemen zou
komen, omdat prothesen nu eenmaal slijten. Noch fysiotherapie, noch enige
andere hulp sloeg aan. Het enige wat ik kon doen was afwachten.
Terwijl ik mijn moment afwachtte werd ik op het idee gebracht om een afspraak
te maken voor een neuraaltherapeutische
behandeling. Ik had tenslotte niets te verliezen. Met bijzonder weinig hoop op
verbetering, gebiedt de waarheid mij toe te geven. De eerste behandeling heb ik
als onwaarschijnlijk pijnlijk ervaren. Nu was ik inmiddels wel wat pijn gewend,
maar dit was een hele andere, stekende pijn. Vanwege mijn credo: “De kost gaat
voor de baat uit,” kon ik het volhouden. Maar na enkele -ronduit pijnlijke-
behandelingen moest ik tezamen met de arts vaststellen dat er geen vooruitgang
was. Aangezien het dan alleen meer pijn kostte, zonder dat het iets opleverde
hebben we samen besloten van verdere behandeling af te zien. Gelukkig kon ik
deze pijnlijke behandelingen afsluiten, ik bleek er domweg niet bij gebaat.
Het kan niet langer dan een maand nadien zijn geweest dat mijn omgeving me naar
mijn pijn vroeg. Ik moest toegeven dat het minder was. “Nee, sterker nog: het
is helemaal verdwenen!” Hoor ik mezelf nog verbaasd uitroepen. Direct moest ik
tot de haastige conclusie komen dat de behandeling het verschil had gemaakt. Na
overleg met de bewuste arts hebben we besloten om de behandeling zo’n vijf maal
per jaar te herhalen om de zaak aldaar opnieuw wat te reguleren om pijn te
voorkomen. Want hoe langer ik met mijn eigen trouwe heup kan, hoe beter.
Sinds kort is na een forse overbelasting het vuur in die kamer weer opgelaaid.
Maar die fik is niets vergeleken met de vuurzee van voor mijn drieëntwintigste.
Het wordt blijkbaar gewoon tijd voor een nieuwe behandeling, die het brandje
zal blussen. Dan is het even afzien, even herinnerd worden aan hoe het was, om
daarna weer vrolijk en pijnloos de toekomst in de stappen.